Vooral bij de oudere eerste generatie migranten speelt bijna altijd een taalbarrière. Zij kwamen in de jaren zestig naar Nederland als laagopgeleide arbeiders. Ze hebben weinig kansen gekregen om de Nederlandse taal goed te leren. We weten uit onderzoek dat 90% van de oudere, niet-westerse migranten eigenlijk taalhulp nodig heeft als ze op bezoek komen bij de huisarts (SCP, 2001). Ook omdat de taal die ze kennen erg gericht is op het dagelijks leven en niet op medische vragen of op ingewikkelde zaken omtrent gezondheid. Behalve dat het merendeel van de eerste generatie niet-westerse migranten een taalbarrière heeft, hebben zij in hun eigen land ook vaak weinig onderwijs gehad en hebben als gevolg daarvan moeite met lezen, schrijven en cijferen. In Nederland gebruiken we daarvoor de term laaggeletterd. Laaggeletterdheid betekent dat je zo weinig hebt leren lezen en schrijven dat je bijvoorbeeld geen pinautomaat kunt gebruiken. 

BRON